Dit kan niet waar zijn...Luyendijk
Dit kan niet waar zijn - onder bankiers - Joris Luyendijk
Wij kunnen je helpen. Je bankier en je burgemeester niet.
Je zit in een vliegtuig. Het bordje stoelriemen vast is uit, de stewardess heeft je net een drankje gebracht en nu twijfel je tussen het inflight entertainment of toch dat spannende boek. De man naast je nipt aan zijn whisky, je kijkt door het raampje naar de ondergaande zon, en dan zie je in een van de motoren plotseling een gigantische steekvlam.
Je stoot je buurman aan en roept de stewardess, die na enige tijd verschijnt en meldt dat er inderdaad wat technische problemen zijn geweest, maar dat alles weer in orde is. Ze oogt zo kalm en zelfverzekerd dat je het bijna gelooft, maar je wurmt je toch langs je medepassagiers naar het gangpad, waar eerst de stewardess en dan de purser je tegenhouden, allebei met de boodschap: Gaat u alstublieft terug naar uw plaats.
Je duwt ze opzij en weet de deur van de cockpit te grijpen, je trekt hem open en daar zit niemand...
Wij raden aan iedereen aan dit boek van Joris Luyendijk te lezen. Vooral de Bankiers en alwie in de financiele wereld aktief is en HET nog steeds NIET snappen...en dit is de meerderheid. Veel Bankiers doen er trouwens goed aan zivh een kogelvrije vest aan te schaffen en een grote hond in huis te nemen. Als de waarheid uitlekt, zullen er veel doden vallen.
Zelf je bankier snapt 'HET' niet...en al hij het toch snapt, is het hem VERBODEN je uitleg en uitweg te geven. |
Wij kunnen je helpen. Je bankier en je burgemeester niet. Heb je na het lezen van dit boek vragen om HOE jezelf en je familie zo snel mogelijk VEILIG te stellen, stuur dan een email Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. .
Het boek is via je boekhandel verkrijgbaar of je kan het e-boek via internet opladen.
...De afgelopen jaren sprak ik voor de Britse krant The Guardian met ruim tweehonderd mensen die werken of tot voor kort werkten in The City, het financiële centrum van Europa in Londen. Het zijn zeer uiteenlopende verhalen, maar als ik de strekking in één beeld moet samenvatten, dan is het dat van die lege cockpit.
Het begon op een mooie meidag in 2011, toen Guardian-hoofdredacteur Alan Rusbridger me uitnodigde in zijn charmant-chaotische kantoor tegenover het King’s Cross St. Pancras International Trainstation in Londen.
Ik woonde toen in Amsterdam, waar ik enige tijd terug op een conferentie over journalistieke innovatie met Rusbridger in gesprek was geraakt. Het ging over de vraag die iedere democraat moet bezighouden: waarom toont het grote publiek vaak zo weinig belangstelling voor onderwerpen die het eigen belang direct raken? In veel talen hangen die woorden samen, en het Engels heeft er zelfs één en hetzelfde woord voor: interest.
Mijn hypothese is dat veel onderwerpen zo ingewikkeld zijn geworden dat het nieuws erover alleen nog voor insiders te volgen is, en daarom was ik voor nrc Handelsblad net een experiment begonnen. Ik had een ingewikkeld onderwerp gepakt waar ik nog vrijwel niets van wist, en de beginnersvraag gesteld: ‘Zijn elektrische auto’s een goed idee?’ Dat was ik bij insiders gaan uitzoeken, elk interview leidde tot nieuwe vragen, en zo was door de maanden heen een ‘leercurve’ van artikelen aan het ontstaan. Insiders maakten graag tijd vrij, en een heleboel lezers leken het te waarderen wanneer je begon op het kennisniveau waarop zij zitten, namelijk op nul.
Rusbridger had me destijds met typisch Engelse beleefdheid aangehoord, maar toen haalde hij me op die mooie meidag naar Londen en vroeg of ik voor The Guardian ook zo'n experiment wilde doen. En dan niet over elektrische auto's, grinnikte hij besmuikt. Hij wees in de richting van de City en zei dat we op letterlijk steenworp afstand zaten van de plek waar in 2008 de grootste paniek sinds de jaren dertig was uitgebroken. Miljarden moesten ernaartoe, maar er is niemand vervolgd en het lijkt bijna weer business as usual. Een leercurve over de financiële wereld, leek me dat wat?
Terwijl achter Rusbridger een Eurostartrein richting Brussel of Parijs het station uit gleed en dichterbij Regent's Canal in de lentezon lag te schitteren, knikte ik zo hard ja als mijn nekspieren toelieten. The Guardian is met The New York Times de grootste kwaliteitskrant ter wereld, dus met zo'n prestigieuze partij zouden insiders vast willen meewerken. En ik begreep op dat moment net zo weinig van de financiële wereld als de gemiddelde lezer, terwijl het typisch zo'n onderwerp is met een diepe kloof tussen belang en belangstelling. Zeg tegen mensen dat hun geld niet veilig is, en ze spitsen de oren. Spreek de woorden 'financiële hervormingen' en je voelt hun interesse al verslappen.
Met typisch Nederlandse uitbundigheid begon ik Rusbridger te bedanken voor deze kans – wist ik veel dat je met die stiff upperlip in Engeland niet alleen negatieve emoties hoort te onderdrukken, maar ook enthousiasme?
Daar ging ik, een Nederlandse antropoloog van eind dertig met als voornaamste journalistieke ervaring een aantal jaren Midden-Oosten-correspondentschap: Kuifje bij de Bankiers.
1 De City als Dorp
Bij de elektrische auto had het goed gewerkt om me niet vooraf uitgebreid in te lezen, maar vast te houden aan beginnersvragen. Zo dwong je insiders de boel begrijpelijk uit te leggen. Dus ik dacht: dat doen we weer.
Nu nog een beginnersvraag. Ik vroeg iedereen in Amsterdam en daarna in Londen wat zij zouden willen weten over de financiële wereld. Veel mensen bleken kwaad, maar eigenlijk kon niemand goed uitleggen waarover, laat staan dat ze wisten wat er na het faillissement van de Amerikaanse bank Lehman Brothers in 2008 precies was gebeurd. Ze zeiden: ‘Als je mij straks uitlegt hoe die wereld werkt, ben ik je dankbaar. Al denk ik dat ik zo’n technisch verhaal twee dagen later alweer ben vergeten.’
‘Oké,’ zei ik dan, ‘welke vraag houdt je zo bezig dat je het antwoord wél zou onthouden?’ Dit waren moeizame gesprekken omdat velen eerst hun verontwaardiging kwijt moesten. Het is toch ongelofelijk dat wij die figuren moesten redden, zeiden ze, maar niemand de gevangenis in draait? Dat niemand zijn bonussen heeft hoeven terugbetalen? Kijk om je heen hoe bij de bezuinigingen de kwetsbaarste groepen in de samenleving worden gepakt. Intussen geven de bankiers zichzelf weer waanzinnige bonussen, zelfs bij banken die alleen nog bestaan dankzij onze staatssteun.
‘En dus vraag jij je boven alles af…’ probeerde ik het gesprek terug te leiden, waarop velen iets zeiden in de trant van: hoe kunnen die mensen met zichzelf leven?
Dat leek een mooie beginnersvraag aan insiders – iets subtieler geformuleerd misschien.
Zodra mijn verhuizing naar Londen was afgerond, pakte ik mijn adresboek en benaderde vol goede moed iedereen van wie ik wist dat ze iemand in de City kenden: ‘Wil jij jouw kennis, vriend, familielid of geliefde vragen of die een interview wil geven?’
Zoiets duurt natuurlijk even, en dus had ik tijd om mijn nieuwe stad te verkennen. Onbewust had ik Londen ingedeeld in de categorie Berlijn en Parijs: de hoofdstad van een groot Europees land. Maar Londen is groter dan Berlijn en Parijs samen en Londenaren vergelijken zichzelf duidelijk liever met New Yorkers. Er is zelfs één bijnaam voor beide steden: NyLon.
Ik ging wandelen en merkte direct dat ’The City’ geen goede term meer is. In de financiële sector in Londen werken tussen de 250 000 en 350 000 mensen. Dat zijn een heleboel banen, en die zijn op meer dan één plek gaan samenklonteren. Je hebt de chique en ingetogen buurt Mayfair in het westen van de stad bij Piccadilly Circus. Dan is er de ‘Square Mile’ ofwel de historische ‘City’ rondom metrostation Bank, met iconen als St. Paul’s Cathedral, de Engelse Centrale Bank en het schitterende voormalige beursgebouw. Meer de stad uit richting City Airport ligt Canary Wharf, een voormalige haven, waar steeds meer banken en financiële dienstverleners hun torenhoge hoofdkwartieren neerzetten. Het is privéterrein met glimmende nieuwbouw en aangeharkte plantsoenen, een gigantisch winkelcentrum en overal camera’s. De eigenaar bepaalt wie er mag filmen, of demonstreren.
‘Klanten zouden niet begrijpen dat wij met de pers praten.’
De antwoorden van financiële insiders die ik via via had benaderd lieten op zich wachten, en toen ik me al enigszins zorgen begon te maken, ontmoette ik op een borrel ‘Sid’. Hij was eind dertig, lang en breedgeschouderd, de zoon van immigranten. Hij had lang gewerkt als handelaar voor grote banken en was net met collega’s een eigen broker ofwel makelaardij begonnen: een bedrijf dat op commissiebasis voor klanten aan- of verkopen uitvoert op de beurs. De City voor buitenstaanders begrijpelijk maken vond hij ‘hard nodig’, zei hij hartelijk. Waarom kwam ik niet een dagje meelopen? Ik kon hem alleen niet herkenbaar opvoeren. ‘Klanten zouden niet begrijpen dat wij met de pers praten.’
Sid had al verteld dat er in de City een scherpe scheidslijn loopt tussen mensen wier werkritme wordt gedicteerd door de beurs ofwel ‘de markten’, en de rest. Wie ‘in de markten’ zit begint zeer vroeg, luncht aan het computerscherm en loopt in de late namiddag of vroege avond het gebouw weer uit. De rest begint minder vroeg, zit niet vast aan een scherm maar gaat tot laat door. Als je in de markten werkt, kan je de kinderen ’s avonds zien; de rest ziet ze ’s ochtends.
Daar stond ik in alle vroegte op Sids kantoor in het historische hart van de City. ‘Ga even iets voor jezelf doen,’ zei hij, ‘ik maak mijn note to investors af. Die moet voor halfacht de deur uit.’ Hij liep naar zijn bureau, een manshoge stellage van computerschermen vol nieuwsbalken, grafieken en marktdata. Overal telefoons en tv’s met financieel nieuws, en om hem heen collega’s die de hele dag door dingen zouden roepen als: ‘Heb je dat gezien? Goud op 1670!’
Sid rondde zijn note af en ik begon de adrenaline te voelen, als voor een cruciale voetbalwedstrijd van Oranje. Hij vertelde dat hij in zijn note analyses maakte en beleggingsadvies gaf aan pensioenfondsen, verzekeraars en professionele beleggers van andermans geld. Hij schatte dat klanten dagelijks ongeveer driehonderd van zulke e-mails krijgen. ‘In het gunstigste geval lezen ze een paar alinea’s van je.’ Hij gaf geen advies over specifieke aandelen, maar ging voor de helicopterview. De rest van de dag verzond hij commentaar en, bij nieuwe ontwikkelingen, updates van zijn note.
Als een sportcommentator met ‘de beurs’ als wedstrijd? Hij fronste. ‘Behalve dat ik voor de coaches en spelers in het veld schrijf, niet voor het publiek op de tribune.’
Hij had ook handelaren bij grote banken als klant. De meesten van ons hebben zelf bij zulke banken gewerkt, zei hij. ‘We weten hoe eenzaam het kan zijn. Je hebt je niche, zeg de auto-industrie. Misschien heb je één collega, plus een junior als hulpje. Dat is alles. Onze research is een klankbord voor zulke handelaren. We verspreiden brokjes inzicht waarmee ze indruk kunnen maken op hun baas.’
‘Wat is het verschil tussen een broker en zijn klant? De broker zegt pas fuck you nádat-ie de hoorn erop heeft gelegd.’
De beurzen gingen open en een halfuur lang was iedereen superdruk. Een vrouw die als broker op de beurs kopers zocht voor wat haar klanten wilden verkopen, en omgekeerd, hield haar ene oog op het scherm en het andere op The Sun, de tabloid sensatiekrant. ‘Wat is het verschil tussen een broker en zijn klant?’ vroeg ze toen ze me zag. ‘De broker zegt pas fuck you nádat-ie de hoorn erop heeft gelegd.’
Ik noteerde het keurig en belandde bij een man die met zijn vingertoppen tegen zijn slapen naar vier schermen vol grafieken zat te staren, soms zo ver naar voren leunend dat hij er met zijn neus tegenaan zat. Hij legde uit dat hij ‘technische analyse’ deed. Versimpeld: als de koers van een aandeel een hoogte- of laagterecord naderde, meldde hij dit zo snel mogelijk aan zijn klanten – grote beleggers –, inclusief voorspelling of de grens doorbroken zou worden.